Ongeverfde wol van verschillende schapenrassen, in natuurlijke witte, grijze en bruine tinten.
De kleur, fijnheid, verviltbaarheid en andere eigenschappen van wol verschillen per schapenras. En zelfs per kudde of per individueel schaap. Bij geverfde wol valt het vaak minder op, maar naast deze verschillen kunnen ook veranderingen in weersomstandigheden, voeding, verzorging en moment van scheren door de tijd heen (flinke) variaties veroorzaken. De wol kan daardoor telkens anders aanvoelen of anders van tint zijn. Maar dit is juist ook één van de charmes van dit mooie natuurproduct.
Afhankelijk van de eigenschappen zijn wolsoorten meer of minder geschikt voor naaldvilten, natvilten, spinnen of XXL-breien/haken. Hoe lager het micron-getal, des te fijner is de wol. Wolsoorten met een fijnheid van minder dan 25 micron zijn voor de meeste mensen geschikt om op de huid te dragen. Dikkere wol kan kriebelen en is dus minder geschikt voor sommige kledingstukken. Als je lontwol gebruikt om grote dekens e.d. te breien, is het goed om te weten dat hoe fijner de wol is, des te sneller hij kan gaan pillen of pluizen.
Door verschillen in beeldschermen zijn de afgebeelde kleuren slechts een indicatie van de werkelijke kleur. Wol is bovendien een natuurproduct dat onderhevig is aan natuurlijke variaties die van invloed kunnen zijn op de uiteindelijke kleur na een verfbad.